1. Juli 2021
Over four years after the first legislative proposal was submitted, the new Management and Supervision of Legal Entities Act (Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen, WBTR) will come into effect on 1 July 2021. The WTBR is intended to supplement, harmonize and clarify arrangements concerning the management and supervision of specific types of legal entities. The new Act in particularly aims to improve the legal framework for associations, cooperatives, mutual insurance associations and foundations. We should point out that a number of similar provisions already apply to private companies (B.V.) and public limited companies (N.V.). This article, which is in Dutch, provides a brief summary of the most important changes introduced in the WTBR, which may be relevant for many organisations.
Ruim vier jaar na de indiening van het eerste wetsvoorstel, treedt op 1 juli 2021 de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WTBR) in werking. De WTBR beoogt de regeling voor bestuur en toezicht bij de bepaalde soorten rechtspersonen aan te vullen, te uniformeren en te verduidelijken. De nieuwe wet is daarbij met name gericht op verbetering van het wettelijke kader voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij (OWM) en de stichting. Het verdient hierbij opmerking dat een aantal vergelijkbare bepalingen reeds gelden voor de besloten vennootschap (B.V.) en de naamloze vennootschap (N.V.) In deze bijdrage zal een beknopt overzicht worden gegeven van de belangrijkste wijzigingen die de WTBR met zich meebrengt die van belang kunnen zijn voor menig onderneming.
De WTBR geeft een wettelijk kader om een toezichthoudend orgaan in de vorm van een raad van commissarissen (RvC) in te stellen bij een vereniging en stichting en vervangt de huidige regeling voor de coöperatie en OWM. Eveneens biedt de WTBR een wettelijke grondslag om een vereniging, coöperatie, OWM en stichting gebruik te laten maken van een one tier board (bestaande uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders).
In overeenstemming met de bestaande regelingen voor de B.V. en de N.V., introduceert de WTBR een wettelijke grondslag die erop ziet dat de bestuurders en commissarissen van een vereniging zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de rechtspersoon en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
De WTRB zorgt voor een uniforme regeling van tegenstrijdig belang bij een vereniging, coöperatie, OWM of stichting. Vergelijkbaar met de bestaande regelingen voor B.V. en de N.V. bepaalt de nieuwe wettelijke regeling dat een bestuurder (of commissaris) niet mag deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over een bepaald onderwerp, indien hij/zij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de rechtspersoon. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur (of RvC) wordt hierbij niet aangetast.
Indien een bestuursbesluit vanwege een tegenstrijdig belang niet genomen kan worden, is op grond van de WBTR de RvC bevoegd het betreffende besluit te nemen. Als er geen RvC is, is de algemene vergadering (indien aanwezig) het aangewezen orgaan om het besluit te nemen (tenzij de statuten anders bepalen). Verder is er een uitzondering voor de stichting: het bestuur mag het besluit alsnog nemen mits de overwegingen die tot het besluit hebben geleid schriftelijk zijn vastgelegd.
Op grond van de WTBR dienen de statuten van een vereniging, coöperatie, OWM en stichting te voorzien in een ontstentenis- en beletregeling voor het geval er sprake is van ontstentenis of belet van alle leden van het bestuur en (indien van toepassing) de RvC. Een statutaire bepaling voor belet of ontstentenis van slechts een deel van de bestuurders of commissarissen is optioneel. De ontstentenis- en beletregeling voor de B.V. en de N.V. wordt door de WTBR ook overeenkomstig aangepast
De WTBR vereist slechts dat in de statuten een regeling wordt opgenomen, maar stelt geen inhoudelijke eisen.
Wat betreft een ontstentenis- en beletregeling voor de vereniging, coöperatie en OWM kan gedacht worden om de algemene vergadering de bevoegdheid te geven iemand aan te wijzen die (tijdelijk) met het bestuur/toezicht belast is. Dit kan lastiger zijn bij de stichting, omdat niet altijd sprake is van andere organen dan het bestuur. In dat geval kan bijvoorbeeld worden overwogen om een externe partij aan te wijzen in de statuten.
Gelijk aan de regeling voor de B.V. en de N.V. wordt een wettelijke regeling geïntroduceerd voor de hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen van verenigingen en stichtingen in geval van faillissement wegens onbehoorlijke taakvervulling (waarvan het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement).
Voor een vereniging of stichting die vennootschapsbelastingplichtig is of die een jaarrekeningenplicht heeft, geldt dat dergelijke onbehoorlijke taakvervulling vast staat (onweerlegbaar) indien het bestuur of RvC niet voldaan heeft aan de administratieplicht of wanneer de jaarrekening niet tijdig is gepubliceerd (indien de vereniging of stichting hiertoe verplicht is). Daarnaast wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement (dit is wel weerlegbaar).
Indien het niet commerciële verenigingen en stichtingen betreft geldt voorgaand onweerlegbaar vermoeden van onbehoorlijke taakvervulling niet en is het aan de curator om aan te tonen dat er sprake is van onbehoorlijke taakvervulling en dat die onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is.
Het is ter voorkoming van aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen in faillissement dus van groot belang de administratie en jaarrekeningen op orde te hebben.
Overeenkomstig de beperking van meervoudig stemrecht voor de bestuurders en commissarissen van de B.V. en de N.V., wordt een wettelijke regeling ingevoerd waardoor deze beperking ook zal gelden voor alle andere rechtspersonen. Dit betekent dat een bestuurder of commissaris van een rechtspersoon binnen zijn orgaan niet méér stemmen kan uitbrengen dan de andere leden van dat orgaan tezamen.
Tot slot worden voor de rechtbank de ontslaggronden van bestuurders en commissarissen van een stichting verruimd. Aan de hand van de nieuwe wettelijke bepaling kan de rechtbank bestuurders of commissarissen ontslaan wegens:
Ontslag van een bestuurder of commissaris door de rechtbank heeft in beginsel tot gevolg dat deze bestuurder of commissaris voor vijf jaar geen bestuurder of commissaris mag zijn van een stichting.
In bepaalde gevallen is het voor bestaande verenigingen, stichtingen, coöperaties en OWM aan te bevelen om direct of snel na inwerkingtreding van de WBTR de statuten te wijzigen om mogelijke verwarring te voorkomen. Op grond van het overgangsrecht kan bijvoorbeeld op huidige statutaire bepalingen die zien op tegenstrijdig belang en afwijken van de regeling in de WBTR na de inwerkingtreding van de WBTR geen beroep meer worden gedaan.
Bovendien stelt het overgangsrecht de verplichting voor de stichting, vereniging, coöperatie en OWM om de statuten bij de eerstvolgende statutenwijziging na inwerkingtreding van de wet overeenkomstig de WBTR aan te passen. Dit geldt met name voor:
Tot slot verdient het opmerking dat het overgangsrecht niet van toepassing is verklaard op de B.V. en de N.V. Om die reden is het ook voor de B.V. en de N.V. aan te bevelen om direct na inwerkingtreding van de WBTR de statuten na te lopen in verband met mogelijk discrepantie met de gewijzigde ontstentenis- en beletregeling.
De WBTR zorgt voor (meer) harmonisatie van wettelijke regelingen voor de verschillende rechtspersonen uit Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In bepaalde gevallen betekent dit dat de WBTR in de praktijk serieuze impact zal hebben, met name nu toezichthoudende organen voor stichting en vereniging een wettelijke kader krijgen. Om die reden is het (onder meer) van belang om de huidige statuten en eventueel aanwezige bestuurs- of commissarisreglementen tegen het licht te houden en om te bepalen welke bepalingen (op termijn) aangepast of aangevuld dienen te worden.