17 April 2020
Eerder schreven we dat de coronacrisis slechts in een beperkt aantal gevallen aanleiding geeft een beroep op overmacht aan te nemen. Van overmacht is sprake als een contractspartij wordt belemmerd een verschuldigde prestatie (tijdig) te verrichten. Die situatie kan zich onder meer voordoen als de overheid bepaalde werkzaamheden heeft verboden. Maar niet elk verbod van elke overheid in elke situatie leidt tot een succesvol beroep op overmacht, zoals een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2020:2860) illustreert.
In die uitspraak staat een geschil tussen PGP en Pipe Survey centraal. Partijen hebben een overeenkomst naar Nederlands recht gesloten. Pipe Survey is op grond van de overeenkomst verplicht voor PGP pijpleidingen in Iran te inspecteren. Na het sluiten van de overeenkomst werd bekend dat de Verenigde Staten sancties afkondigde tegen Iran. Op grond van die sancties is het naar Amerikaans recht verboden om goederen die voor meer dan 10% bestaan uit Amerikaanse onderdelen, software of technologie uit te voeren naar Iran ongeacht of de uitvoerder zich in de Verenigde Staten bevindt. Pipe Survey stelt dat zij haar inspectiegereedschappen om die reden niet kan uitvoeren naar Iran en dat zij daarom niet (tijdig) aan haar contractuele verplichting tegenover PGP kan voldoen.
De rechtbank oordeelt dat het uitvoeren van de overeenkomst naar Nederlands recht niet verboden was. Wél neemt de rechtbank aan dat als Pipe Survey de overeenkomst had uitgevoerd, het zeer waarschijnlijk is dat zij als gevolg van de Amerikaanse sancties geen werkzaamheden in de Verenigde Staten zou hebben kunnen uitvoeren. De rechtbank vindt dat echter niet voldoende voor een beroep op overmacht. Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd, is het namelijk volgens de rechtbank niet gebleken dat Pipe Survey het reële risico loopt dat haar voortbestaan in gevaar zou komen als zij de overeenkomst uitvoert. Ook is niet gebleken dat er op een andere manier sprake is van risico’s die tot onoverkomelijke gevolgen voor Pipe Survey zouden hebben geleid. Dit leidt tot het oordeel dat de negatieve gevolgen van overtreding van de Amerikaanse sancties voor Pipe Survey niet zo bezwaarlijk zijn dat een beroep op overmacht is gerechtvaardigd.
In deze uitspraak gaat het om de situatie waarin de overeengekomen prestatie naar Amerikaans recht is verboden. Naar Nederlands recht is de prestatie wél toegestaan. Een beroep op overmacht omdat de prestatie is verboden, is daarmee van de baan. Wel zou het Amerikaanse verbod ertoe kunnen leiden dat het uitvoeren van de prestatie praktisch onmogelijk is, omdat het uitvoeren door de sancties een té grote opoffering zou vergen van de de partij die prestatie moet verrichten. Zoals de uitspraak van de rechtbank Rotterdam laat zien is de drempel voor overmacht op deze grond hoog. De partij die zich op praktische onmogelijkheid beroept moet goed beslagen ten ijs komen om te kunnen uitleggen waarom in dit concrete geval deze concrete prestatie te veel van haar gevraagd is.
Het coronavirus (Covid-19) heeft niet alleen een ongekende maatschappelijke impact. Ook bedrijven worden hierdoor geraakt. Zo kunt u vanwege het coronavirus worden geconfronteerd met een situatie dat u of uw wederpartij verplichtingen uit een voor de crisis gesloten overeenkomst niet kan nakomen. De vraag is dan wat de juridische gevolgen daarvan zijn. Bovenstaande flowchart geeft een beknopt overzicht van die gevolgen.
De flowchart heeft betrekking op een situatie dat een partij door het coronavirus niet kan nakomen. Vele voorbeelden zijn denkbaar. Zo zijn door overheidsrestricties onderwijsinstellingen en kinderdagverblijven grotendeels gesloten en kunnen evenementen geen doorgang vinden. Daarnaast ondervinden distributeurs problemen bij het leveren van goederen, doordat goederen vanuit het buitenland niet of nauwelijks worden aangeleverd door export- en import verboden.
Als een afspraak uit een overeenkomst niet wordt nagekomen, is de eerste vraag of partijen onderling afspraken hebben gemaakt over de gevolgen van een niet-nakoming. In dat geval zijn de gemaakte afspraken leidend voor de vraag hoe moet worden omgegaan met de niet-nakoming. In de overeenkomst kunnen bijvoorbeeld afspraken zijn gemaakt over het vorderen van nakoming, het vorderen van schadevergoeding, en het ontbinden van de overeenkomst als een gevolg van de niet-nakoming of een combinatie daarvan. Daarnaast kan in de overeenkomst zijn bepaald wanneer sprake is van een vermachtssituatie en wie in dat geval de gevolgen daarvan draagt. Die afspraken kunnen ruimer of beperkter zijn ten opzichte van de wettelijke bepalingen over die onderwerpen.
Als partijen geen afspraken hebben gemaakt over niet-nakoming van hun overeenkomst, vallen partijen terug op de wettelijke bepalingen daarover. Ook daarin wordt voorzien in het vorderen van nakoming, schadevergoeding, en het ontbinden van de overeenkomst al dan niet in combinatie met schadevergoeding. Ieder van die regelingen vereist dat een tekortkoming in de nakoming toe te rekenen is aan de tekortkomende partij. Daarvan is geen sprakein geval van een overmachtssituatie.
Van overmacht is met name sprake als de partij die moet presteren wordt belemmerd de verschuldigde prestatie op tijd te verrichten. Die situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een evenement geen doorgang vindt vanwege door de overheid ingestelde verboden. De presterende partij (de organisator) kan dan tegenover de bezoekers van het evenement zijn verplichtingen niet nakomen. Ook kan een importeur niet aan zijn leveringsverplichting voldoen als de te leveren goederen zijn getroffen door een exportverbod. Wanneer sprake is van een overmachtssituatie, heeft de wederpartij geen recht op nakoming en/of schadevergoeding. De overeenkomst kan over het algemeen in een overmachtssituatie wél worden ontbinden. De coronacrisis kán een uitzondering op die hoofdregel rechtvaardigen. Zo kan het bijvoorbeeld onredelijk zijn een langdurige overeenkomst geheel te ontbinden, als een leverancier door decoronacrisis een beperkte tijd niet kan leveren. Een gedeeltelijke ontbinding is dan meer op zijn plaats.
Als de presterende partij nog wél kan nakomen, is geen sprake van een overmachtssituatie. Denk daarbij aan exportverboden waardoor schaarste ontstaat en prijzen van goederen stijgen. De goederen kunnen mogelijk uit een ander land worden geïmporteerd tegen een hogere prijs. Als dat een reële optie is, kan de presterende partij nog steeds aan zijn verplichtingen voldoen en is dus waarschijnlijk geen sprake van overmacht. In dat geval geldt de gewone wettelijke regeling over nakoming, schadevergoeding en ontbinding.
Een ander mogelijk verweer is dat het coronavirus een omstandigheid is die partijen bij het sluiten van de overeenkomst niet hebben voorzien. Dit geldt ook als partijen in de overeenkomst afspraken hebben gemaakt over niet-nakoming. In de regel hebben partijen bij het opstellen van de overeenkomst geen rekening gehouden met het coronavirus of een vergelijkbare situatie en kan er daarmee juridisch sprake zijn van een onvoorziene omstandigheid in de zin van de wet. Als dit meebrengt dat de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet redelijk is, dan kan de rechter de overeenkomst wijzigen of (gedeeltelijk) ontbinden. Houd er daarbij rekening mee dat een rechter dit alleen in uitzonderlijke omstandigheden zal doen, omdat ook tijdens de coronacrisis als hoofdregel “afspraak is afspraak” geldt.
Zoals uit het bovenstaande al wel blijkt, kunnen de juridische gevolgen van het coronavirus voor de uitvoering van de overeenkomsten, van geval tot geval verschillen. Wilt u antwoord op de vraag wat de gevolgen van het coronavirus voor uw overeenkomst zijn, neem dan vrijblijvend contact op met één van onze specialisten op het gebied van commerciële contracten.
by Vera Jurgens
by Vera Jurgens
by Vera Jurgens