18 December 2024
Read the Dutch version of this article below.
On 24 October 2024, the European Court of Justice answered preliminary questions in a case between Kwantum and Vitra. In this landmark decision, the CJEU ruled that the substantive reciprocity test of Article 2(7) Berne Convention may no longer be invoked by EU-member states. This decision has far-reaching consequences: in short, it means that foreign creators can invoke unlimited copyright protection for works of applied art within the European Union. Margot van Gerwen and Charlotte Garnitsch of Taylor Wessing represented Kwantum in this case.
These more than a decade-long proceedings between Kwantum and Vitra, concerned the question whether Vitra was entitled to claim copyright protection in the Netherlands and Belgium for the ‘Dining Sidechair Wood’, originally designed by the American couple Charles and Ray Eames.
Kwantum marketed a similar chair that Vitra believed infringed its copyright. However, Kwantum argued that Vitra could not rely on copyright protection for the DSW in the Netherlands and Belgium because the Dining Sidechair Wood was not entitled to any protection in its country of origin, the United States. Indeed, the substantive reciprocity test of Article 2(7) Berne Convention states that if a work does not enjoy copyright protection in its country of origin (here: the United States), the work is not entitled to copyright protection in the requested country (here: the Netherlands and Belgium).
Ultimately, the Dutch Supreme Court - entirely on its own initiative and without this being part of the party debate - put preliminary questions to the Court of Justice EU on the admissibility of applying the reciprocity test of the Berne Convention to works of applied art from third countries (such as the US) now that European law does not provide for this per se.
Previously, the CJEU ruled that the substantive reciprocity test of Article 2(7) Berne Convention may not be applied within the EEA due to the free movement of services and goods. The CJEU now rules that the reciprocity test of Article 2(7) Berne Convention may also no longer be applied to works of applied arts from third countries. The Court ruled in line with the opinion of the Advocate General that the application of the reciprocity clause is not allowed under EU law, as it would disrupt the uniform protection of copyrights within the EU and lead to inconsistencies between Member States. In doing so, the Court notes that restrictions on intellectual property rights within the EU may be set by the Union legislature alone, as set out in Article 17(2) of the Charter of Fundamental Rights of the European Union.
This ruling has great impact. It gives third-country authors a free hand within the EEA: unlimited access to copyright protection for works created in third countries, even if such works have no protection in their country of origin. So while ‘EU works’ may not be protected or may be protected to a limited extent in non-EU countries, this will now be counterbalanced by unlimited protection in the EU.
This decision obviously has major implications for the cross-border enforcement possibilities of copyright protection for product design. Please let us know if you would like to receive more information. We will of course be happy to advise you.
Full text of the ruling here.
Op 24 oktober 2024 heeft het Europese Hof van Justitie prejudiciële vragen beantwoord in een zaak tussen Kwantum en Vitra. Het HvJ EU bepaalde in deze landmark beslissing dat de materiele reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie niet langer mag worden ingeroepen. Deze beslissing heeft zeer vergaande gevolgen: kortgezegd komt dit erop neer dat buitenlandse makers onbeperkt een beroep kunnen doen op auteursrechtelijke bescherming van werken van toegepaste kunst binnen de EU. Margot van Gerwen en Charlotte Garnitsch van Taylor Wessing stonden Kwantum bij in deze procedure.
Deze ruim toen jaar durende procedure tussen Kwantum en Vitra, ging in de kern om de vraag of Vitra in Nederland en België een beroep op auteursrechtelijke bescherming toekwam voor de "Dining Sidechair Wood", die oorspronkelijk ontworpen is door het Amerikaanse echtpaar Charles en Ray Eames.
Kwantum bracht een vergelijkbare stoel op de markt waarvan Vitra meende dat deze inbreuk maakte op haar auteursrechten. Kwantum betoogde echter dat Vitra voor de DSW in Nederland en België geen beroep kon doen op het auteursrecht, omdat de Dining Sidechair Wood in het land van oorsprong, de Verenigde Staten, geen enkele bescherming toekwam. De materiele reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie bepaalt immers dat indien het werk in het land van oorsprong (hier: de Verenigde Staten) geen auteursrechtelijke bescherming geniet, het werk in het aangezochte land (hier: Nederland en België) ook geen auteursrechtelijke bescherming toekomt.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad - volledig op eigen initiatief en zonder dat dit onderdeel was van het partijdebat - prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU gesteld over de toelaatbaarheid om de reciprociteitstoets van de Berner Conventie te mogen toepassen op werken van toegepaste kunst uit derde landen (zoals de VS) nu het Europese recht daar op zichzelf niet in voorziet.
Eerder oordeelde het HvJ EU al dat de materiele reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie vanwege het vrije verkeer van diensten en goederen niet binnen de EER mag worden toegepast. Het HvJ EU oordeelt nu dat de reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie ook niet meer mag worden toegepast op werken van toegepaste kunst uit derde landen. Het Hof oordeelde in lijn met het advies van de A-G dat het toepassen van de reciprociteitsclausule niet is toegestaan onder het Unierecht, omdat dit de uniforme bescherming van auteursrechten binnen de EU zou verstoren en tot inconsistenties zou leiden tussen de lidstaten. Het Hof merkt daarbij op dat beperkingen op intellectuele eigendomsrechten binnen de EU door uitsluitend de Uniewetgever mogen worden vastgesteld, zoals vastgelegd in artikel 17, lid 2, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Deze uitspraak heeft grote impact. Hiermee krijgen auteurs van derde landen binnen de Europese Unie vrij spel: onbeperkt toegang tot het auteursrecht voor werken die in derde landen zijn ontstaan, óók wanneer dergelijke werken in het land van oorsprong geen bescherming kennen. Terwijl “EU-werken” dus misschien niet of beperkt beschermd worden in andere niet-EU-landen, staat daar nu een onbeperkte bescherming tegenover in de EU.
Deze beslissing heeft uiteraard grote gevolgen voor de grensoverschrijdende handhavingsmogelijkheden van auteursrechtelijke bescherming van productvormgeving. Laat het ons weten als meer informatie wenst te ontvangen. Wij adviseren u uiteraard graag.
Volledige tekst van de uitspraak.