Since Article 3: 305a of the Dutch Civil Code entered into force on 1 July 1994, a legal person (usually a foundation) can institute legal proceedings that serve to protect interests outlined in its articles of association (for example, recovering damage caused to the members of the foundation concerned). The mass claims foundation was born.
Essentially, under the WCAM in proceedings initiated by a claims foundation, a judge could give a declaratory decision ruling that a party had caused mass damage, but no compensation could be awarded in the same proceedings. The WAMCA (which came into effect on 1 January 2020) now makes it possible to request not only a declaratory decision of justice, but also immediate compensation. This will probably also have consequences for the bankruptcy practice.
Claims are submitted for verification purposes to the trustee on the basis of art. 110 Bankruptcy Act (FW). The creditor can make his claim known by letter or email, with supporting documents. These supporting documents are usually the invoices.
But what about damage? If the bankrupt party caused damage which the injured party (the person who has suffered damage) wishes to submit to the trustee, there is no invoice supporting such damage. Not only the injured party can run into problems, however. The bankruptcy trustee who wishes to proceed with a verification may also run into a number of problems, such as:
- Which creditors are entitled to compensation?
- What is the amount of compensation to be verified?
- By which date should compensation be claimed?
In 2013 a third paragraph was added to article 110 FW. The trustee can, on the basis of article 104 FW, enter into a settlement agreement (pursuant to article 7: 907 Dutch Civil Code) with a representative of the injured parties seeking compensation for damage resulting from an event or similar events (mass damage). Examples of such representatives include Diesel Claim, Usury Policy, Lottery Loss and Consumer Claim.
Such a WCAM settlement agreement may be declared universally binding on all injured parties by the court with the option of an "opt-out" for individual creditors. This opt-out is laid down in article 7: 908 paragraph 2 of the Dutch Civil Code and provides that an injured party can indicate in writing that they do not wish to be bound by the agreement within three months of the announcement of the decision to declare the settlement binding. In case of bankruptcy, the creditor can submit his claim in bankruptcy and go through the 'regular' verification process.
According to article 7: 906 paragraph 6 Dutch Civil Code, the settlement agreement can stipulate that the right to compensation lapses if the injured party has not submitted a damage claim within a period of one year, but in bankruptcies that period can be shorter (three months). This provision prevents the winding-up of the bankruptcy from being unnecessarily delayed and/or made more difficult because claims for damages continue to trickle in.
A bankruptcy does have some common ground with a mass damage claim. Bankruptcy is also a general procedure that seeks to extract the debtor's assets in the public interest of its creditors. The position of some creditors (injured parties) seems to have improved with the WCAM and WAMCA. With the WCAM and the WAMCA, the trustee has again been given some tools that enable them to deal better with mass claims.
Massaschadevorderingen en faillissement
Sinds de inwerkingtreding van art 3:305a BW per 1 juli 1994 kan een rechtspersoon (meestal een stichting) een rechtsvordering instellen, welke strekt tot bescherming van belangen die in haar statuten worden beschermd, zoals bijvoorbeeld het verhalen van schade veroorzaakt aan de leden van de betreffende stichting.
De massaschadeclaimstichting was geboren. Kort gezegd kon een rechter onder de WCAM in een procedure gestart door een claimstichting wel oordelen dat een partij massaschade had veroorzaakt door middel van een zogenaamde verklaring voor recht, maar kon er in diezelfde procedure geen schadevergoeding worden toegekend. De per 1 januari 2020 in werking getreden WAMCA maakt het nu wel mogelijk om niet alleen een verklaring voor recht te vragen, maar ook direct schadevergoeding. Dat heeft vermoedelijk ook gevolgen voor de faillissementspraktijk.
Indiening van vorderingen bij de curator geschiedt op grond van art. 110 Faillissementswet (FW) door indiening ter verificatie. De schuldeiser kan zijn vordering per brief of email kenbaar maken, onder toezending van bewijsstukken. Die bewijsstukken zijn meestal de facturen.
Maar hoe zit dat nu bij schade? Als de gefailleerde schade heeft veroorzaakt die de gelaedeerde (degene die schade heeft geleden) wil indienen, dan beschikt hij ten aanzien van die schade niet over een factuur. Maar niet alleen de gelaedeerde kan tegen problemen aanlopen. Ook de curator die tot verificatie wenst over te gaan, kan tegen een aantal problemen aanlopen, zoals:
- Welke schuldeisers hebben recht op schadevergoeding?
- Wat is de hoogte van de schadevergoeding die geverifieerd moet worden?
- Tot wanneer kunnen zij hun schadevergoeding kenbaar maken?
In 2013 is aan art. 110 FW een derde lid toegevoegd. De curator kan op grond van art. 104 FW een vaststellingsovereenkomst (ex art. 7:907 BW ) sluiten met een representant van gelaedeerden, strekkende tot vergoeding van schade die het gevolg is van een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen (massaschade dus). Voorbeelden van dergelijke representanten zijn bijvoorbeeld Dieselclaim, Woekerpolis, Loterijverlies en Consumentenclaim,. Een dergelijke WCAM-vaststellingsovereenkomst kan door de rechter algemeen verbindend worden verklaard voor alle gelaedeerden met de mogelijkheid van een ‘opt-out’ voor individuele schuldeisers. Deze opt-out is beschreven in art. 7:908 lid 2 BW en bepaalt dat een gelaedeerde binnen drie maanden na aankondiging van de beschikking tot verbindendverklaring schriftelijk kan aangeven niet gebonden te willen zijn aan de overeenkomst. In geval van faillissement kan de schuldeiser zijn vordering dan wel indienen in het faillissement en doorloopt hij het ‘reguliere’ verificatieproces.
Volgens art. 7:906 lid 6 BW kan de vaststellingsovereenkomst bepalen dat het recht op schadevergoeding vervalt indien de gelaedeerde niet tenminste binnen een termijn van een jaar aanspraak heeft gemaakt op de schade, maar in faillissementen kan die termijn korter zijn (3 maanden). Deze bepaling voorkomt dat de afwikkeling van het faillissement onnodig wordt vertraagd en/of bemoeilijkt, doordat telkens maar schadeclaims blijven binnendruppelen. Een faillissement heeft wel wat raakvlakken met een massaschade-claim. Een faillissement is reeds een algemene procedure die ertoe strekt om het vermogen van de schuldenaar uit te winnen in het algemeen belang haar schuldeisers. De positie van sommige schuldeisers (gelaedeerden) lijkt met de WCAM en de WAMCA beter te zijn geworden. Met de WCAM en de WAMCA zijn aan de curator ook weer wat tools uitgereikt, die hem/haar in staat stellen om beter met massaclaim-vorderingen om te gaan.